Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·ziet

Werkwoord

vervoeging van
toezien

toeziet

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toezien
    • ... dat jij toeziet. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toezien
    • ... dat hij toeziet.