Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·komst·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toekomstplan toekomstplannen
verkleinwoord toekomstplannetje toekomstplannetjes

Zelfstandig naamwoord

het toekomstplano

  1. het voornemen dat iemand heeft om zijn verdere leven in te vullen
     "Ik studeer nu administratie, maar dat vind ik niet leuk. Ik weet alleen niet wat ik anders wil. Mijn ouders zeuren dat ik geen toekomstplan heb. In het leger heb ik geen ouders en sociale media. Ik denk dat we daar te veel tijd mee spenderen en onze meningen er onbewust te veel op baseren. Zo kan ik studeren, met andere vrouwen praten, lezen, mezelf ontwikkelen en ontdekken wat ik kan en wil."[2]
     Je kan bijvoorbeeld een waarschuwing krijgen, maar de politie kan je dus ook naar Halt sturen om een excuusbrief of toekomstplan te schrijven. Ga je vaker de fout in of ben je wel heel professioneel te werk gegaan, dan riskeer je ook nog eens een taakstraf vanaf 28 uur of een boete vanaf 140 euro.[3]
  2. voornemen voor de nog komende tijd
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Willemijn de Koning
    “Dienstplicht voor jongeren in Marokko: 'Mijn ouders zeggen dat het te zwaar is'” (23-04-2019), NOS
  3.   Weblink bron
    Danny Simons en Tessa Frissen
    “Stappen met ID van je broer of zus? 'Jongeren hebben geen idee van gevolgen'” (10-05-2019), NOS