Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·fluis·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
toefluisteren

toefluisterde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van toefluisteren
    • ... dat ik toefluisterde. 
    • ... dat jij toefluisterde. 
    • ... dat hij, zij, het toefluisterde. 

Gangbaarheid