Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·den·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toedenken
dacht toe
toegedacht
zwak -cht volledig

Werkwoord

toedenken [1]

  1. overgankelijk bestemmen voor
  2. overgankelijk iemand tot iets in staat achten of in het bezit van iets veronderstellen
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen