titelbewijzen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: titelbewijzen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtitəlbəˌwɛizə(n) / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- ti·tel·be·wij·zen
Woordherkomst en -opbouw
- titelbewijs met uitgang -en, waarbij de slotmedeklinker weer stemhebbend wordt
Zelfstandig naamwoord
de titelbewijzen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord titelbewijs
- ▸ De verkoper is verplicht de verkochte zaak met toebehoren in eigendom over te dragen en af te leveren. Onder toebehoren zijn de aanwezige titelbewijzen en bescheiden begrepen; voor zover de verkoper zelf daarbij belang behoudt, is hij slechts verplicht om aan de koper op diens verlangen en op diens kosten een afschrift of uittreksel af te geven.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'titelbewijzen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 9.1” (14 september 2019) op wetten.overheid.nl