Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tin·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • [werkwoord]: tint met het achtervoegsel -en [1]
  • [zelfstandig naamwoord]: tint met uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tinten
tintte
getint
zwak -t volledig

Werkwoord

tinten

  1. overgankelijk lichtjes van een kleur voorzien
  2. overgankelijk (figuurlijk) een ideologische invalshoek bezorgen

Zelfstandig naamwoord

de tintenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tint

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
tintar

tinten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tintar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tintar