Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • til·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘opheffen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1451 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tillen
tilde
getild
zwak -d volledig

Werkwoord

tillen

  1. overgankelijk van de grond opheffen
    • Hij tilde zijn slapende zoontje uit zijn bedje. 
  2. overgankelijk iemand tekort doen, niet geven waar hij recht op heeft
    • Hij doet zo aardig maar kijk uit, hij is er altijd opuit om iemand te tillen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de tillenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord til

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen