Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tijds·in·ter·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdsinterval tijdsintervallen
verkleinwoord tijdsintervalletje tijdsintervalletjes

Zelfstandig naamwoord

het tijdsintervalo

  1. de tijdsperiode tussen twee momenten in de tijd (tijdvak)
    • Het tijdsinterval tussen de regenbuien was erg kort. 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid