thuisteam
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- thuis·team
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuisteam | thuisteams |
verkleinwoord |
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van thuis zn en team zn
Zelfstandig naamwoord
het thuisteam o
- (sport) het sportteam dat bij een wedstrijd in de eigen stad of het eigen stadion speelt
- ▸ Het thuisteam verliest van Boston Red Sox.[1]
- ▸ In het derde kwart liepen de Warriors namelijk uit naar een flinke voorsprong van 21 punten, waardoor de spanning daarna totaal was verdwenen. Met slechts 23 punten kon ook LeBron James het tij niet keren. Het thuisteam legde zich er in het vierde kwart vervolgens bij neer dat de Warriors dit jaar opnieuw de sterkste waren.[2]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord thuisteam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “Golden State oppermachtig in finale en verovert derde titel in vier jaar” (09-06-2018), NOS