Nederlands

 
theorieles
Uitspraak
Woordafbreking
  • the·o·rie·les
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord theorieles theorielessen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de theorielesv / m

  1. les in de schoolbanken waarin iemand kennis verwerft die hij later in praktijk moet brengen
     Vier avonden in de week, drie uur per avond, de ene theorieles na de andere, een constante dreun theaterschoolleerstof en geen enkele leerling had ook maar één keer het heilige toneel mogen betreden.[2]
     "Ondanks de invoering van het brommerrijbewijs komen deze bestuurders niet altijd positief in het nieuws", aldus de KNMV. De deelnemers kregen eerst een theorieles en mochten daarna de weg op met twee instructeurs, die de rit vervolgens beoordeelden.[3]
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Verkeersles voor 'gevaarlijke' pizzakoeriers” (25-10-2016), NOS