Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • theo·cen·trisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen theocentrisch
verbogen theocentrische

Bijvoeglijk naamwoord

theocentrisch

  1. (filosofie), (religie) God als het middelpunt van de schepping beschouwend
    • Hij was geen voorstander van een theocentrische levensbeschouwing. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid