Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tex·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vezelstructuur’ voor het eerst aangetroffen in 1697 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord textuur texturen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de textuurv

  1. de manier waarop iets is samengesteld, hoe het materiaal aanvoelt en hoe de structuur eruit ziet
  2. (informatica) een afbeelding die rond een polygoon wordt toegevoegd om deze echt te laten lijken
  3. (kookkunst) het geheel van structuur van materialen, de smaken, de kleuren, de opbouw van een gerecht
    • Dit gerecht heeft een geweldige textuur. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen