terzijde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ter·zij·de
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ter en zijde [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | terzijde | terzijdes terzijden |
verkleinwoord | terzijdetje | terzijdetjes |
Zelfstandig naamwoord
het terzijde o
- tekst die in een toneelstuk tot het publiek gericht wordt zonder dat de andere spelers dit zouden merken
- zijdelingse opmerking
Bijwoord
terzijde
- terloops
- De terzijde gemaakte opmerking moet je niet serieus nemen.
- naar opzij
- aan de zijkant
- iemand terzijde staan = iemand helpen
- De huisarts stond zijn patiënten terzijde in moeilijke tijden.
- ▸ Willem Post van Clingendael verwacht dat Obama een belangrijke rol als strateeg zal vervullen tijdens de campagne, en – indien Biden wordt gekozen – hij de nieuwe president met raad en daad terzijde zal staan.[2]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord terzijde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "terzijde" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Theo Koelé“De maat is vol, Obama keert zich tegen zijn opvolger Trump” (4 juni 2020), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be