Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·stroomt

Werkwoord

vervoeging van
terugstromen

terugstroomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugstromen
    • ... dat jij terugstroomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugstromen
    • ... dat hij terugstroomt.