Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·bel·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugbellen
belde terug
teruggebeld
zwak -d volledig

Werkwoord

terugbellen

  1. inergatief een eerder telefoongesprek beantwoorden
    • Nee, hij heeft nog niet teruggebeld. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be