Nederlands

 
1. Grafsteen van een tertiaris in Mechelen.
Uitspraak
Woordafbreking
  • ter·ti·a·ris
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tertiaris tertiarissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tertiarisv / m

  1. (religie) niveau binnen een kloosterorde: niet-gewijde gelovigen, die leven volgens een zogenaamde "derde regel"
  2. (religie) novice die voor het derde jaar het noviciaat doet

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen