Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ter·ri·to·ri·um·drift
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord territoriumdrift territoriumdriften
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de territoriumdriftv / m

  1. aangeboren behoefte van mens of dier om een eigen woongebied te verwerven en te verdedigen

Gangbaarheid