Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tel·kens
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van tijd: iedere keer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1613 [1]

Bijwoord

telkens

  1. elke keer
    • Telkens als je dit plein oversteekt, word je door al die verkopers aangesproken. 
     Het pad gaat zelden rechtstreeks de berghelling op, er zijn telkens van die eindeloze haarspelden die zigzaggend de berg op en af gaan.[2]
  2. steeds
    • Hij moet telkens hoesten. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • telkens als
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen