Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·vi·sie·scherm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord televisiescherm televisieschermen
verkleinwoord televisieschermpje televisieschermpjes

Zelfstandig naamwoord

het televisieschermo

  1. De voorkant van een televisie waarop het beeld te zien is, vroeger vooral een kathodestraalbuis (beeldbuis), tegenwoordig een plasma- of lcd-scherm


Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be