Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·gen·tref·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tegentreffer tegentreffers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tegentrefferm

  1. (voetbal) doelpunt nadat de tegenstander al een doelpunt heeft gemaakt; doelpunt van de tegenstander
     Die fout maakte Excelsior nog voor de pauze goed door eveneens met een kopbal uit een hoekschop te scoren. Redouan el Yaakoubi, die bij de tegentreffer had verzuimd adequaat op te treden, was de maker van het doelpunt. Een glijpartij voorkwam dat Clement de Waalwijkse schade even later alweer kon repareren, terwijl RKC-doelman Etienne Vaessen op slag van rust Mike van Duinen van de 1-3 hield.[1]
     De keeper van Heerenveen, die nog geen tegentreffer heeft geïncasseerd, houdt een schot van Seuntjens knap uit zijn doel.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Veerkrachtig RKC pakt tegen Excelsior eerste zege van het seizoen” (Zondag 4 september, 14:11), NOS
  2.   Weblink bron “HEE-FOR 49' Bijna raak voor Seuntjens” (Zaterdag 27 augustus, 22:09), NOS