Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·gen·stoot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tegenstoot tegenstoten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tegenstootm

  1. (sport) tegenaanval
     Bijna elke snelle tegenstoot van Willem II leidde tot een grote doelkans. Bij de 1-0 na zeven minuten was Nunnely weggelopen uit de rug van Michal Sadílek, een kwartier later schoot hij in kansrijke positie maar net voorlangs. Bij zijn derde grote kans was de buitenspeler Daniel Schwaab veel te snel af, om na rust tegenover een weifelende Nick Viergever na ruim een uur spelen de 2-0 te maken.[2]
     Twente heeft een sterke fase achter de rug, maar opeens is daar VVV met een gevaarlijke tegenstoot.[3]
  2. iets wat tegenvalt
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Willem II duwt PSV dieper in crisis; al zes duels geen Eindhovense zege” (Zondag 10 november 2019, 16:24), NOS
  3.   Weblink bron “60' VVV verzuimt marge te verdubbelen” (Zondag 24 november 2019, 18:06), NOS