tegenkracht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tegenkracht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- te·gen·kracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tegenkracht | tegenkrachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een macht die oppositie voert tegen de zittende macht
- ▸ En omdat er een tegenkracht nodig is in de juridische wereld.[2]
- ▸ Segers erkent dat hij het lastig vond om bij een "uitslaande brand" vragen te stellen over wel of niet het juiste blusmateriaal. Achteraf zegt hij dat de Kamer meer tegenkracht had moeten bieden. "We hebben onvoldoende dat fundamentele debat gevoerd."[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord tegenkracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Weblink bron Milena Holdert & Jop de Vrieze“'Kamer had in coronacrisis geen zicht op schaduwbeleid kabinet'” (Vrijdag 29 oktober 2021), NOS