Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·gen·houdt

Werkwoord

vervoeging van
tegenhouden

tegenhoudt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenhouden
    • ... dat jij tegenhoudt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenhouden
    • ... dat hij tegenhoudt.