Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·ge·lij·ker·tijd
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

tegelijkertijd

  1. op hetzelfde moment, gelijktijdig
    • Dan kun je dat tegelijkertijd laten doen. 
     Zweden koos aan het begin van de coronacrisis een aanpak die afweek van die in veel andere landen in Europa: scholen, sportscholen, horecazaken en winkels bleven open. Wel moesten Zweden 1,5 meter afstand van elkaar houden op straat. Tegelijkertijd werd erop gerekend dat mensen de nieuwe coronaregels vrijwillig zouden naleven, tot afschuw van buurlanden.[2]
     Het idee om een lange tijd alleen door te brengen trok mij enorm aan, maar vond ik tegelijkertijd doodeng omdat ik geen ervaring had met langdurig alleen zijn.[3]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. tegelijkertijd op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Brein achter omstreden Zweedse coronastrategie geeft fouten toe” (03-06-2020), Tubantia
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be