tastcel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tast·cel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tastcel | tastcellen |
verkleinwoord | tastcelletje | tastcelletjes |
Zelfstandig naamwoord
- (biologie) cel die betrokken is bij de tastzin
Gangbaarheid
- Het woord 'tastcel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tastcel" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be