tafeltennis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tafeltennis (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ta·fel·ten·nis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tafel en tennis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tafeltennis | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het tafeltennis o
- (sport) een spel waarbij twee spelers, ieder met een batje, een pingpongbal op tafel houden
- Diegene die het eerst elf punten heeft wint een game bij tafeltennis.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. (sport) een spel waarbij twee spelers, ieder met een batje, een pingpongbal op tafel houden
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tafeltennissen |
tafeltennis
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tafeltennissen
- Ik tafeltennis.
- gebiedende wijs van tafeltennissen
- Tafeltennis!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tafeltennissen
- Tafeltennis je?
Gangbaarheid
- Het woord tafeltennis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tafeltennis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be