taander
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- taan·der
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van tanen met het achtervoegsel -der[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taander | taanders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de taander m
- (beroep) iemand die zeilen en visnetten in taan kookt
Gangbaarheid
- Het woord 'taander' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "taander" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be