Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • taal·hulp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord taalhulp taalhulpen
verkleinwoord taalhulpje taalhulpjes

Zelfstandig naamwoord

de taalhulpv / m

  1. (taalkunde) iets of iemand die je kan helpen bij problemen rond de taal
    • De Taalunie heeft een taalhulp die bereikbaar is via het internet. 

Gangbaarheid