Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·per·vi·sie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord supervisie supervisies
verkleinwoord supervisietje supervisietjes

Zelfstandig naamwoord

de supervisiev

  1. toezicht dat tevens het geven van leiding inhoudt
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen