Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·ki·ya·ki
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘Japans gerecht van groenten met vlees, kip of vis’ voor het eerst aangetroffen in 1992 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sukiyaki sukiyaki's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de sukiyakim

  1. (kookkunst) Japans gerecht van groenten, deegwaren en plakjes gemarineerd en gegrild rundvlees die aan tafel in bouillon gaar gemaakt worden

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen