Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • suc·ces·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opvolging’ voor het eerst aangetroffen in 1524 [1]
  • afgeleid van het Franse succession (opvolging) of daarvoor van het Latijnse 'successiō'
enkelvoud meervoud
naamwoord successie successies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de successiev

  1. opvolging
  2. erfopvolging
  3. erfenis
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen