stumperen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stum·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van stumper
Werkwoord
stumperen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stumperen |
stumperde |
gestumperd |
zwak -d | volledig |
- onhandig handelen
- ▸ ‘Hallo Pim,” zei ik toen ik je vorig jaar voor de tweede keer van mijn leven een hand gaf. En ik schrok meteen van mijn eigen vrijpostigheid. Ik dacht even dat we elkaar goed kenden, maar ik had je eigenlijk vooral gezien op het podium, op de platenhoezen, bij de credits en op de televisie. Ik wilde stumperend mijn onhandigheid corrigeren en begon mezelf voor te stellen, maar je was me voor.[2]
- ▸ De verwijzing naar ledematen van Joodse soldaten is wreed. In Tel Hasjomer, nabij Tel Aviv, bevindt zich een hospitaal voor eerste opvang van oorlogsinvaliden. Wie er ooit rondkeek en mannen zonder benen of armen zag stumperen, realiseert zich dat in een oorlog niet alleen de doden tellen, maar ook mensen die fysiek en mentaal kapot zijn gemaakt.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord stumperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stumperen" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Beste Pim,” (8/12/2009), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron “Wreed en primitief” (21-01-2008), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be