Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stuip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stuip stuipen
verkleinwoord stuipje stuipjes

Zelfstandig naamwoord

de stuipv / m

  1. (medisch) gewoonlijk meervoud: een abnormale (gesynchroniseerde) ontlading van zenuwcellen (neuronen) in de hersenen
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Anagrammen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen