structureer
- Geluid: structureer (hulp, bestand)
- struc·tu·reer
vervoeging van |
---|
structureren |
structureer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van structureren
- Ik structureer.
- gebiedende wijs van structureren
- Structureer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van structureren
- Structureer je?