Nederlands

 
stekkerdoos met bescherming tegen stroomstoten
Uitspraak
Woordafbreking
  • stroom·stoot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stroomstoot stroomstoten
verkleinwoord stroomstootje stroomstootjes

Zelfstandig naamwoord

de stroomstootm

  1. plotselinge, sterke, kortdurende elektrische stroom
    • Ook in Duitsland was er veel onweer. Bij een jeugdvoetbalwedstrijd in de plaats Hoppstädten werden drie mensen eveneens door een bliksemschicht getroffen. De enorme stroomstoot zorgde bij de 45-jarige scheidsrechter voor een hartstilstand. Dankzij hartmassage overleefde de man echter. [2] 
     En dus komen de kille statistieken weer van stal. Zomaar een cijfer uit Minneapolis: de politie in die stad gebruikt tegen zwarte mensen zeven keer zo vaak geweld als tegen witte. Slechts 20 procent van de bevolking is er zwart, maar 60 procent van de keren dat de politie gewelddadig wordt – nekklemmen, schoppen, knietjes, stroomstoten, noem maar op – is dat tegen een zwarte verdachte.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 30 mei 2016
  3.   Weblink bron
    Haro Kraak
    “Waarin zit toch de witte angst om over racisme te praten?” (5 juni 2020), de Volkskrant
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be