stroomonderbreking

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stroom·on·der·bre·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stroomonderbreking stroomonderbrekingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stroomonderbrekingv

  1. kortdurende uitval in de elektriciteitsvoorziening
     Door de storing, die door netwerkbeheerder Liander "stroomonderbreking" werd genoemd, kwamen de trams stil te staan. De deuren konden ook niet open, dus dan maar via de deur van de machinist, zegt Herman Meijer:[1]
     Volgens de president kreeg een wijk twee keer te maken met een stroomonderbreking en vielen op een gegeven moment ook de verkeerslichten uit in Caracas.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Zuidas: 26 verdiepingen met de trap” (Woensdag 30 april 2014, 16:07), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Chávez:uitstel rantsoenering stroom” (Donderdag 14 januari 2010, 09:40), NOS