Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strak·trok

Werkwoord

vervoeging van
straktrekken

straktrok

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van straktrekken
    • ... dat ik straktrok. 
    • ... dat jij straktrok. 
    • ... dat hij, zij, het straktrok. 

Gangbaarheid