straffer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- straf·fer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van straffen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | straffer | straffers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de straffer m
Bijvoeglijk naamwoord
straffer
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van straf
Gangbaarheid
- Het woord straffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "straffer" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be