stookkas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stook·kas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stookkas | stookkassen |
verkleinwoord | stookkasje | stookkasjes |
Zelfstandig naamwoord
- (landbouw), (bouwkunde) licht bouwwerk met veel ruiten en verwarming om planten te kweken
- De meest exclusieve planten waren de tropische boompjes, die Boreels neef Gouverneur-Generaal Baron Gustaaf Willem van Imhoff15. had gestuurd, namelijk ‘Quini, mangus en doerioen’, resp. ‘Mangifera odorata’ (kuini), ‘Mangifera indica’ (mango) en ‘Durio zibethinus’ (durian) (…). Voor de vruchtzetting van deze bomen is in ons land een stookkas noodzakelijk. [2]
- Nu loopt hij in zijn hete stookkas langs de tomatenstekken; het glazen dak zigzagt boven zijn hoofd; (…) [3]
Hyperoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'stookkas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oldenburger-Ebbers, C.S."De Cascade-methode als waardestelling voor historisch groen. Case-study: Het ‘ideale’ Beeckestijn" in: Jaarboek Monumentenzorg 1998. Buitenplaatsen. (1998) Waanders Uitgevers, Zwolle / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist; ISBN 90 400 9262 1; p. 68; geraadpleegd 2018-09-29
- ↑ Gelder, B. van"Scherven. VIII." in: De Gids. jrg. 112 deel 4 (1949) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 7; geraadpleegd 2018-09-29