Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stof·fen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘pochen’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
  • Afgeleid van stof met het achtervoegsel -en

Zelfstandig naamwoord

de stoffenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stof
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen stoffen

Bijvoeglijk naamwoord

stoffen

  1. van stof, textiel gemaakt
    • Zij deed er een stoffen hoes omheen. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen