• stie·fel
vervoeging van
stiefelen

stiefel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stiefelen
    • Ik stiefel. 
  2. gebiedende wijs van stiefelen
    • Stiefel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stiefelen
    • Stiefel je?