stichter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stich·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van stichten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stichter | stichters |
verkleinwoord | (stichtertje) | (stichtertjes) |
Zelfstandig naamwoord
de stichter m
- degene die iets grondvest
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. degene die iets grondvest
Gangbaarheid
- Het woord stichter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stichter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be