Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stelt
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘loopstok’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
Middelnederlands: stelte
Germaans: *steltō, *steltiō ?
Indo-Europees: uitsluitend Germaans
  • Verwant in Germaans:
Engels: stilt (Middelengels: stilte)
Duits: Stelze, (Oudhoogduits: stelza)
Deens: stylte
Zweeds: stylta

Sommige vormen zijn ongetwijfeld beïnvloed door het werkwoord (Germaans) *stalljan 'opstellen, plaatsen', Nederlands stellen, Duits stellen, Oudengels stellan.

enkelvoud meervoud
naamwoord stelt stelten
verkleinwoord steltje steltjes

Zelfstandig naamwoord

stelt v/m [3]

  1. lange stok met voetsteun waarmee je op grotere hoogte kunt lopen.
    • Tijdens folkloristische optochten lopen soms verklede mensen op stelten mee. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
stellen

stelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stellen
    • Jij stelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stellen
    • Hij stelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stellen
    • Stelt! 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen