steenfabriek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- steen·fa·briek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van steen zn en fabriek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | steenfabriek | steenfabrieken |
verkleinwoord | steenfabriekje | steenfabriekjes |
Zelfstandig naamwoord
- (industrie) bedrijf waar men bakstenen en ander grof keramiek bakt
- ▸ 'Normaal ga ik met de motor, nu met een amfibie. Weer eens wat anders', zegt een werknemer van de steenfabriek Wienerberger in Echteld, nabij Tiel, enthousiast. Door het hoge water moet hij met dit ouderwetse doch functionele voertuig naar het werk.[2]
- ▸ In Ooij in Gelderland heeft een man een tijdje op een 55 meter hoge schoorsteen van een voormalige steenfabriek gelopen. Hij is door de politie naar beneden gehaald.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord steenfabriek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Met een amfibie naar het werk: hoog water in Gelderland” (11-02-2020), NOS
- ↑ Weblink bron “Man klimt op 55 meter hoge schoorsteen, brandweer zet hoogwerker in” (23-04-2020), NOS