Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·tis·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord statisticus statisticussen
statistici
verkleinwoord statisticusje statisticusjes

Zelfstandig naamwoord

de statisticusm

  1. (beroep) (wiskunde) iemand die zich bezighoudt met statistiek
    • De statisticus gaf een college statistiek. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be