starter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- star·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | starter | starters |
verkleinwoord | startertje | startertjes |
Zelfstandig naamwoord
de starter m
- iemand die met iets begint
- Voor starters op de woningmarkt komt er een overgangsregeling.
- iemand die vanaf een startlijn aan een wedstrijd begint
- De eerste starters komen al binnen.
- Die sprinter is een van de beste starters ter wereld.
Synoniemen
- [1]: toetreder
Antoniemen
- [1]: doorstromer
Gangbaarheid
- Het woord starter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "starter" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- star·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Deense werkwoord starte met het achtervoegsel -er
Naar frequentie | 987 |
---|
Werkwoord
starter
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van starte
Zelfstandig naamwoord
starter
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van start
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | starter | starteren | startere | starterene |
genitief | starters | starterens | starteres | starterenes |
Zelfstandig naamwoord
starter
- (techniek) starter (onderdeel van een motor)
- (sport) persoon die het startsignaal geeft tijdens een sportwedstrijd
- (sport) deelnemer aan een sportwedstrijd
Afgeleide begrippen
- [2]: selvstarter
Typische woordcombinaties
- [1]: trykke på starteren
op de starter drukken
Verwijzingen
- starter in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- star·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Noorse werkwoord starte met het achtervoegsel -er
Naar frequentie | 1127 |
---|
Werkwoord
starter
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van starte
Zelfstandig naamwoord
starter
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van start
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | starter | starteren | startere | starterene |
genitief | starters | starterens | starteres | starterenes |
Zelfstandig naamwoord
starter
- (techniek) starter (onderdeel van een motor)
- (sport) persoon die het startsignaal geeft tijdens een sportwedstrijd
Afgeleide begrippen
- [2]: selvstarter
Typische woordcombinaties
- [1]: trykke på starteren
op de starter drukken