Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stank stanken
verkleinwoord stankje stankjes

Zelfstandig naamwoord

de stankm

  1. een sterke, stinkende geur
    • De stank was niet te harden. 
    • Er hing een misselijkmakende stank van rottende kadavers in de lucht. 
     De stank deed vermoeden dat er vroeger duidelijk te veel was gerookt in de kamer.[2]
Uitdrukkingen en gezegden
  • stank voor dank
een boze ontevreden opmerking krijgen als je iemand geholpen hebt
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. stank op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be