stamt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stamt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stammen |
stamt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stammen
- Jij stamt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stammen
- Hij stamt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stammen
- Stamt!
Noors
Woordafbreking
- stamt
Naar frequentie | > 50000 |
---|
Bijvoeglijk naamwoord
stamt, o
- onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van stam
Nynorsk
Woordafbreking
- stamt
Bijvoeglijk naamwoord
stamt, o
- onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van stam