Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·len
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen stalen

Bijvoeglijk naamwoord

stalen

  1. van staal vervaardigd
    • Er moest een stalen plaat op gelast worden. 
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

de stalenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord staal
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stalen
staalde
gestaald
zwak -d volledig

Werkwoord

stalen

  1. overgankelijk hard, sterk maken
    • De sport staalt het lichaam, scherpt den geest en leidt tot soberheid en matigheid. [4]
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
stelen

stalen

  1. meervoud verleden tijd van stelen
    • Wij stalen. 
    • Jullie stalen. 
    • Zij stalen. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Meer informatie