Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stal·eend
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord staleend staleenden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de staleendv / m

  1. eend waarmee men wilde eenden in een eendenkooi lokt
  2. (veeteelt) eend die men houdt in een stal
     Staleenden leven met z'n dertienen op een vierkante meter. Ze hebben geen frisse lucht, geen toegang tot zwemwater en staan met hun zwemvliezen op roostervloeren. Dat leidt volgens Wakker Dier tot ernstige pootproblemen. Bovendien worden de vogels door het gebrek aan ruimte agressief. Om te voorkomen dat ze elkaar verwonden, worden hun snavels gekort.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Supermarkten stoppen met verkoop van staleenden” (Donderdag 13 december 2018, 16:58), NOS